dinsdag 17 december 2013

The Pioneers II


The Pioneers II

De eerste blanke pioneers van West Australië waren Engelsen, die in 1829 de Swan River Colony stichtten (nu de stad Perth). Vanuit Perth is West Australië verder gekoloniseerd. Over de pioneers van Busselton, 270 kilometer ten zuiden van Perth, schreef ik in het blog The Pioneers van november.

Salmon Gums (eucaliptus salmonophloia) rond Southern Cross


Toen er ten oosten van Perth goud werd gevonden, trok een aantal gelukszoekers het binnenland in. Te paard of op een kameel, maar de honderden kilometers naar de goudvelden werd ook op grote schaal te voet afgelegd. In 1888 stichtten prospectors de plaats Southern Cross, 370 kilometer oost van Perth en de hoofdstad van de huidige Shire (provincie) Yilgarn. Terzijde: De Shire of Yilgarn is 30.720 km2 groot en heeft (2011) 1576 inwoners. Voor wie het even was vergeten: Nederland is 37.354 km2 groot, waarvan 18 % water, en heeft 17.000.000 inwoners…

Er is weinig fantasie voor nodig om te begrijpen, dat het leven van de eerste Europeanen in dit gebied buitengewoon hard moet zijn geweest. Hoe hard wordt duidelijk, als je naar het Pioneers Cemetery van Southern Cross gaat. Daar vindt je -naast een handvol overgebleven grafstenen- de overlijdensaktes van 1891 tot en met 1898, met naam, doodsoorzaak en de leeftijd waarop de persoon is overleden.

Ik geef wat cijfers, conclusies moet iedereen maar voor zichzelf trekken.

Tussen 1891 en 1898 werden op de begraafplaats van Southern Cross 239 personen begraven.

Van deze 239 mensen zijn maar 9 personen 60 jaar of ouder geworden. De oudste overledene -John Chadwick- is 67 geworden.

95 personen overleden aan tyfus, een besmettelijke darminfectie.

59 personen zijn gestorven in het eerste levensjaar. De jongste overledene -Benjamin Atkinson- heeft 30 minuten geleefd.

16 personen overleden ten gevolge van een (mijn)ongeval.

3 personen overleden ten gevolge van zelfdoding.

Het goede nieuws: Hart- en vaatziekte en kanker komt als doodsoorzaak nauwelijks voor…

Lang niet iedereen was zo verstandig in de buurt van een kerkhof dood te gaan. Mensen overleden ergens in de bush -op zoek naar goud- door dorst of een ongeluk of ziekte, en werden vaak pas na maanden gevonden. Er volgde dan een snelle begrafenis in de bush, misschien met een houten kruisje, vaak zonder enige documentatie. Er zijn in de omgeving van Southern Cross 29 van dit soort graven geïdentificeerd, maar er zijn er ongetwijfeld veel meer. 

Het bush-graf van Thomas Davidson, ongeveer 30 kilometer west van Southern Cross


Op de lijst van bush-graven vind ik een hele taaie rakker die 75 is geworden en -what’s in a name?- Austin Nestor heet. Hij overleed aan dysenterie.

En 12 personen overleden in de bush aan ‘(probably) thirst’. De ‘white fellows’ hebben een hoge prijs betaald voordat ze het overleven in de bush een beetje onder de knie hadden.

Om echt iets te weten, moet je bovenstaande getallen natuurlijk vergelijken met de statistiek van die tijd en niet met de statistiek van nu. Rond 1900 waren ook in Londen en Amsterdam de overlevingskansen een stuk kleiner dan nu.


Update 19 december 2013:

Wij leerden gisteren op de Mount Charlotte Lookout aan de rand van Kalgoorlie, dat in de periode rond 1890 er in deze hele buurt een geweldige tyfus epidemie is geweest. Dat verklaart de vele tyfus-doden op de pioneers begraafplaats van Southern Cross (95 van de 239). Slecht drinkwater was een belangrijke oorzaak van de epidemie. Water werd met camel trains naar de goudvelden gedragen vanuit Burlong Pool bij Northam (dat ligt 100 kilometer van Perth, dus 500 kilometer van Kalgoorlie!). De goudgravers maakten ook zelf water door destillatie van het zoute grondwater (ten koste van heel veel bomen, uiteraard), en er werd zoveel mogelijk regenwater opgevangen. Uiteraard was het gebrek aan drinkwater en de slechte gezondheidssituatie van de goudzoekers een belangrijke belemmering in de ontwikkeling van de goldfields. Om de goldfields toch tot ontwikkeling te kunnen brengen, heeft de toenmalige regering van West Australië het ambitieuze plan opgevat om een waterleiding aan te leggen van Mundaring Weir bij Perth naar de goudvelden, 560 kilometer lang en met een te overbruggen hoogteverschil van 390 meter. Water tegen de berg oppompen over hele grote afstand, een bijna onmogelijke opgave.

De mijningenieur C.Y. O’Conner kreeg de opdracht de pijplijn te ontwerpen en aan te leggen. Hij begrootte de totale kosten op 2,5 miljoen pond, en toen de leiding in 1903 klaar was en het eerste water het reservoir van Mount Charlotte binnenstroomde, bleek de hele operatie 2,6 miljoen pond te hebben gekost. Werken binnen de begroting kon toen blijkbaar nog. Hij loste het probleem van het hoogteverschil op door het water naar een hoger gelegen reservoir te pompen en van daar uit verder naar een nog hoger reservoir, enzovoort. In totaal waren er acht door stoommachines aangedreven pompstations. Ik begin zo langzamerhand te begrijpen, waar het Australische hout is gebleven…

Deze pijpleiding voorziet tot op de dag van vandaag aan de behoefte aan water. Op een hete dag verbruikt Kalgoorlie 45 miljoen liter water. Ondanks de waterschaarste is er van een efficiënte omgang met water weinig te merken. De waterbesparende douchekop? We hebben er geen aangetroffen. Volgens officiële opgave van het waterleidingbedrijf, wordt een kwart van het water in Kalgoorlie gebruikt om de tuin te besproeien, bijna alle Wc’s worden gespoeld met drinkwater… Hier is nog wel wat te doen, zo lijkt het.











Geen opmerkingen:

Een reactie posten