vrijdag 28 februari 2014

Niet gehaald: Tent


Niet gehaald: Tent

Eden, 24 februari 2014


De tent, die we eind oktober 2013 in Perth kochten, heeft op 24 februari 2014 de geest gegeven! In Yanakie heeft de tent nog een echte storm overleeft (zie Melbourne naar Eden), maar in Eden bleek er toch eens stevige scheur in het doek te zitten. Jammer van de tent, we waren er wel een beetje trots op, niet in de laatste plaats omdat het model nog een echte ‘pioneers’ tent is. Het bewijs: Zie bijgevoegd detail uit een schilderij van Henricus Leonardus van den Houten uit 1878, getiteld ‘Batman’s first meeting with Buckley’. Lijkt die tent niet sprekend op die van ons? Ja toch! De geschilderde ‘meeting’ vond overigens plaats op 6 juli 1835, dus er zal door Van den Houten ook wel wat gefantaseerd zijn tijdens het schilderen…

Onze tent in het State Forest van Lakes Entrance.

De tent van John Batman in 1835. Lijkt hij niet sprekend?


John Batman van het schilderij is een van de grotere schurken uit de periode 1850-1880, die Australië rijp maakte voor de blanke overheersing. Hij trok vanuit Tasmanie naar Port Philip (zuidwest van het huidige Melbourne) en ‘kocht’ -in ruil voor ‘blankets, tomahawks, knives, scissors and flour’- van lokale aboriginal leiders van de Kulin stam een heel groot gebied tussen Geelong en Melbourne, zo groot dat hij zich in die tijd de belangrijkste grondeigenaar van Australië durfde te noemen. Het is zeker, dat de leiders van de Kulin stam de transactie tussen hen en Batman niet als een ‘koop’ hebben opgevat, omdat het begrip ‘privé eigendom van grond’ de aboriginals totaal vreemd was. Grond kun je niet kopen, grond is van iedereen en je neemt van de grond wat je nodig hebt om te leven.

De pech voor John Batman was, dat de koloniale bestuurders de koop niet erkenden. Niet omdat er list en bedrog in het spel zou zijn, maar omdat het koloniale bestuur de leiders van de Kulin stam niet erkenden als de eigenaren van de grond! Van een niet-eigenaar kun je niet kopen, helder toch? De eigenaar van de grond was ‘the Crown’! Daarvan had Batman moeten kopen…

Waarom vertel ik dit verhaal? Omdat Batman in dezelfde tent woonde dan wij, in ieder geval tot een paar dagen geleden. Intussen hebben we een nieuwe tent. Weer een echt Chinees product, maar ‘hij gaat zeker een maand mee’, is ons door de verkoper gegarandeerd. En dat is lang genoeg, want 9 april zijn we weer in Nederland!

Onze nieuwe tent. Je kunt goed zien, dat het al stevig herfst wordt in New South Wales!


En wie was die Buckley dan wel, waarmee Batman een ontmoeting heeft? William Buckley was een ontsnapte ‘convict’. Hij was gedeporteerd naar Australië omdat hij ‘gestolen stoffen’ in zijn bezit had (heling dus), maar ontsnapte in 1803 en hield zich verborgen bij de aboriginals van de Wathaurung stam (buren van de Kulins), die hem leerden hoe hij in de wildernis kon overleven. Op 6 juli 1835 meldde hij zich bij het kamp van Batman, ‘gehuld in possum vellen’. Hij sprak tegen die tijd uiteraard vloeiend Kulins, en ook nog een beetje Engels. Batman heeft een tijd lang geprobeerd om Buckley als tolk in te zetten, maar Buckley kon niet meer mee in de westerse denkwereld en hij nokte in 1837 af naar Hobart, Tasmanie, waar hij tot zijn dood in 1856 heeft geleefd.


dinsdag 25 februari 2014

Melbourne naar Eden


Melbourne naar Eden

Dinsdag 18 februari tot en met maandag 24 februari 2014

We hebben genoeg van beton en hoogbouw en snakken naar een beetje natuur. We vertrekken 18 februari 2014 uit Melbourne. Marianne loodst ons als een postduif met diploma dwars door de stad. Dankzij de moderne rond- en tolwegen zijn veel binnensteden tegenwoordig relatief rustig en prima te berijden. Toch doen we er anderhalf uur over om de andere kant van Melbourne te bereiken, zo uitgestrekt is de stad.

Onze bestemming is het National Park Wilsons Promontory, 200 kilometer ten zuidoosten van Melbourne aan de kust. Tot onze aangename verrassing staat er niemand aan de ingang van het park om geld te innen. Dat is prima, want we vinden principieel, dat aan het bezoeken van ‘de natuur’ geen prijskaartje hoort te hangen. We willen kamperen in het park. Daarvoor rijden we naar Tidal River Campground, ongeveer 30 kilometer het park in. Fraaie vergezichten, prachtige baaitjes, veel minder ‘danger’ en ‘risk-area’ bordjes dan in West Australië, en alles goed toegankelijk gemaakt met geasfalteerde wegen. Maar er zijn ook veel niet-geasfalteerde ‘tracks’ in het park voor wandelaars, en wel tien campgrounds die je alleen te voet kunt bereiken.

Tidal River Campground in Wilsons Promontory


Het is namiddag voordat we bij Tidal River zijn. Een uitgebreide camping met cabins en alles er op en er aan. We vragen de ranger naar een plekje voor een tent. Plek zat, zo blijkt, maar tot onze verbijstering blijkt een nacht kamperen zonder stroom hier 32,20 dollar te moeten kosten, en met stroom 54,40 dollar. Dat weigeren we, en we adviseren de ranger om het logo van het park ‘Healthy Parks Healthy People’ te wijzigen in ‘Wealthy Parks for Wealthy People’! De arme ranger kan er natuurlijk ook niets aan doen, en adviseert ons een brief aan de minister te schrijven..

We stemmen met onze voeten en keren om. Vijf minuten buiten het park boeken we in bij Yanakie Caravan Park voor 30 dollar met stroom. We staan gelukkig op een goed beschut plekje, want de volgende dag wordt het donkergrijs en we rijden een complete storm uit die twee dagen duurt. Tussen de buien wandelen we over het fraaie strand. Een soort Waddenzee is het hier met een behoorlijk getijden verschil. Overal pikken vogels pieren uit de vette klei, zwarte zwanen glijden statig over het water, de kukaburrah lacht zijn brutale lach ergens in de bossen. Maar vanwege het slechte weer zitten we veel binnen. Gelukkig hebben we 500 boeken op onze e-reader staan… De tent overleeft de storm, maar we hebben twee heel onrustige nachten. Onze buurvrouw vertelt ons kort voor vertrek, dat Yanakie een aboriginal woord is en ‘windy hole’ betekent! 

Rechts ligt Yanakie caravan park, aan een prachtige baai, die veel weg heeft van de Waddenzee.

Zwarte koeien in een geel weiland, in de buurt van Yanakie caraavan park.


Via internet leren we, dat je 12.000 jaar geleden kort voor het einde van de laatste ijstijd van Wilsons Promontory naar Tasmanie kon wandelen! Het zeewater stond 140 meter lager en Tasmanie was onderdeel van het vaste land. De landbrug is geleidelijk onder gelopen door het smelten van het ijs en nu moet je 12 uur met een ferry van Melbourne om op ‘Tassie’ te komen. Klimaatsverandering is geen uitvinding van de laatste jaren…

De kogel is door de kerk! We zijn de regen en de wind en het koude weer zat, we verlaten de zuidkust en gaan rap naar de oostkust! We pakken onze tent drijfnat in en rijden in een redelijk tempo over de Princess Highway in oostelijke richting. We stoppen voor de nacht in een State Forest vlak voor Lakes Entrance, Log Crossing geheten. Er landen uiteindelijk nog drie auto’s voor de nacht, twee groepjes van vier Duitse jongeren en een eenzame Australiër, onderweg naar Melbourne en ‘Tassie’ (Tasmanie). Het is nog steeds grijs, maar de wind is gaan liggen. Het bos ruikt heerlijk na de regen, je brein wordt helemaal opgewonden van zoveel zuivere zuurstof. En eindelijk een rustige nacht zonder geklapper.

Log Crossing campground in het State Forest bij Lake Entrance


Lakes Entrance is een interessant plaatsje, maar toch vooral voor mensen die een boot hebben en van vissen houden. We hebben geen boot en we vissen niet (al houden we wel van vissen), dus blijft het bij een lokale McDonalds en een bezoek aan de bottle shop om de drankvoorraad op peil te brengen.

Lakes Entrance. De plaats Lake Entrance ligt links.

Waar toeristen zijn, zijn pelikanen.


We rollen langs de kust oostwaarts en maken hier en daar een detour, onder andere langs de Snowy River, die hier in zee blijkt uit te stromen. 90 mijl onafgebroken strand, volgens onze kaart. Een prachtig gebied, waar we graag nog eens terugkomen, maar dan met een kampeerauto of een caravan. Voor een tent is het weer aan de zuidkust gewoon te ‘Nederlands’! Koel, winderig en regelmatig nat.

Campgrounds langs de Snowy River. Verboden voor tenten!

Hier mond de Snowy River in zee.

90 mijl ongeschonden kust.


De Princess Highway slingert zich honderden kilometers lang door het bos. Allemaal State Forest, landbouwgrond dus waar hout wordt geoogst, maar desondanks prachtig. We genieten van elke kilometer. We overschrijden de grens tussen Victoria en New South Wales. 

De Princess Highway


Dan zijn we bij Eden, onze bestemming. Een echt Australisch stadje aan een prachtige baai, het ziet er werkelijk paradijselijk uit. We boeken in bij Sapphire Caravan Park (4,5 kilometer zuid van Eden, 25 dollar per dag) om van daaruit op zoek te gaan naar een caravan park waar we een weekje willen blijven. Sapphire ligt mooi aan de baai, maar heeft verder niets, geen zwembad, zelfs geen campkitchen. Het is zacht zonnig zomerweer, helemaal waar we naar op zoek waren…

Het strand van Sapphire caravan park in Eden. Vissen is de nationale sport.


De volgende dag strijken we neer op het Top Tourist caravan park ‘The Garden of Eden’, tegen het centrum van Eden aan. Verwarmd zwembad, gratis wifi, campkitchen en gamesroom en verwarmde brandschone toiletgebouwen, 31,50 dollar per dag.Vergeleken met de 25 dollar van Sapphire zou The Garden of Eden 75 dollar hebben moeten kosten... 

Hier gaan we het een weekje volhouden!




maandag 24 februari 2014

Melbourne: Myki


Melbourne: Myki

In Melbourne is het openbaar vervoer helemaal geïntegreerd, bus, tram en trein, alles op een elektronische kaart. Die kaart heet Myki en is bijna helemaal een kopie van onze OV Chipkaart (of misschien is het andersom, dat weet ik ook niet). Als je met de bus van de camping naar de stad wilt, moet je een Myki kaart hebben met saldo, inloggen bij het instappen (piep of pieppiep, wat het verschil is ontgaat ons totaal) en uitloggen bij het uitstappen (piep…). Dan berekent het systeem de correcte prijs en boekt dat af van het saldo.

In Adelaide kon je nog gewoon een kaartje in de bus kopen (3,10 dollar tussen 9:00 en 15:00 en in de spits 5,00 dollar per rit). Maar de chauffeur in Melbourne wuift ons zonder iets te zeggen zo naar binnen als ik met mijn portemonnee aan kom dragen. Enigszins verbaasd gaan we maar zitten en we wachten af wat er gaat gebeuren. Op de terugweg is de chauffeur wat spraakzamer en zegt, dat er in Melbourne geen kaartjes meer gekocht kunnen worden in de bus. Je moet tevoren een Myki kaart verwerven, en dat kan bij een van de automaten op de stations, of bij de receptie van de accommodatie waar je verblijft. Ook hij wuift ons overigens zonder kaartje de bus in!

De receptie van ons Ashley Garden Big 4 caravan park verkoopt Myki kaarten, zo blijkt. 14 dollar per stuk. ??? 14 dollar, zeg ik verbaasd! Dus als ik een keer van de camping heen en weer wil naar de stad (10 kilometer!) dan kost me dat minimaal 14 dollar als ik het legaal wil doen??? Ja, zo blijkt, dat klopt. Je krijgt voor die 14 dollar een anonieme Myki kaart (6 dollar) met daarop 8 dollar reisgeld. Met die 8 dollar kun je een hele dag binnen Zone 1 (en die is behoorlijk groot!) met bus, tram en trein reizen en dan heb je op het einde van de dag nog 74 cent over op je kaart. En als je dan de stad verlaat, dan gooi je je Myki kaart van 6 dollar (geldigheidsduur 4 jaar, maar alleen in Melbourne!) inclusief de 74 cent saldo in de vuilnisbak. Iedereen gelukkig, toch? Behalve de casual bezoeker van Melbourne, leg ik het lieve meisje achter de balie uit… Maar zoals te verwachten kan die er ook niets aan doen.

Ik stuur dus maar een mail naar de bazen van PT (Public Transport), die het zo geregeld hebben. ‘It feels like a ripp-off’, luidt de kern van mijn betoog.

Binnen 48 uur heb ik een helder antwoord:

We confirm that short term tickets for use in conjunction with myki cards were originally intended to be rolled out with the myki system. However, following a six-month review of the technical, commercial and financial aspects of the myki project, the Coalition Government accepted the recommendation to eliminate short-term tickets where possible.’

Goh, denk je dan, hebben ze daar zes maanden op moeten studeren om te zien, dat deze move commercieel en financieel heel aantrekkelijk is, althans voor Public Transport? Ik had dat al na een seconde door! Daarom noem ik het ook een ripp-off. En de indruk van een ripp-off moet een openbaar lichaam vermijden, ook als het wat technische inspanning kost. Voor niet-openbare lichamen geldt trouwens het zelfde, voor de duidelijkheid…

Maar ik ben er de man niet naar, om zo’n verhaal zielig af te sluiten. Er is een oplossing voor (gedeeltelijke) genoegdoening. Je kunt legaal inchecken met een saldo dat nul of hoger is, blijkt uit de kleine lettertjes van Public Transport. Als je dus voor je laatste rit in Melbourne opstapt met een saldo van (ongeveer) nul, dan stap je met een negatief saldo bij je camping of hotel uit. Dat negatieve saldo is 3,58 dollar, als je alleen in Zone 1 hebt gereden, of 6,06 dollar als je Zone 1+2 hebt bereden. Uitstappen met een negatief saldo is volstrekt legaal, je mag alleen niet meer instappen, voordat je je saldo op minstens nul of meer hebt gebracht. Maar dat instappen komt er niet meer van, want je bent immers vertrokken uit Melbourne… De kaart zal dus eeuwig negatief blijven.

Wie wat langer in Melbourne verblijft, heeft overigens veel plezier van zijn of haar Myki kaart, daar wil ik niets op afdingen. Het reizen in Zone 1 kost 3,58 dollar en wie per dag twee keer dat tarief heeft betaald, reist verder gratis (binnen Zone 1). Voor toeristen zeker een interessante voorziening, want Zone 1 is behoorlijk groot, en het netwerk van bussen, trams en treinen brengt je vrijwel op elke interessante plek. En de kaart is goed voor korting bij een aantal attracties, waar wij persoonlijk geen enkele belangstelling voor hebben, maar wie zijn wij???

Doen dus, die Myki kaart!





woensdag 19 februari 2014

Melbourne


Melbourne

Zondag 9 februari tot en met maandag 17 februari 2014

Een keiharde wind, overal grote stofwolken en rondvliegend zwerfvuil, geen fraaie entree als we zondagmiddag 9 februari via de Great Western Bridge Melbourne binnenrollen.

Onze GPS brengt ons naar het Ashley Garden Big 4 caravanpark aan de westkant van de stad. Er is nog een tentplekje vrij en dat mogen we hebben voor 45 dollar per nacht. Zonder twijfel het duurste caravanpark tot nu toe, maar daarvoor leveren ze dan ook een zwembad, gratis wifi, een uitstekende campkitchen en TV room, en alles echt schoon. Wij kiezen voor deze camping, omdat buslijn 220 naar het centrum voor de deur van het park stopt. Maar de meeste bezoekers blijken mensen te zijn, die wachten op de veerboot naar Tasmanie. Overdag loopt de camping helemaal vol, en ‘s morgens al heel vroeg vertrekt bijna iedereen. Behalve wij. Wij boeken in voor een week.

De skyline van Melbourne, gezien vanaf de Shrine of Remembrence, een van de vele oorlogsmonumenten van Australie.
 
Het is achttien jaar geleden dat we voor het laatst in Melbourne waren, en veel meer dan het plein voor het station herinneren we ons er niet meer van. De skyline van Melbourne is een stuk heftiger geworden, dat is meteen al duidelijk. Overal hoogbouw, en er wordt nog druk gewerkt. De bus blijkt 40 minuten nodig te hebben voor de tien kilometer naar Flinders Street Station. Federation Square, zo heet het plein voor het station. We vergapen ons een tijd lang aan de drukte en de moderne architectuur, die nu het plein omzoomt. Flinders Street Station zelf valt bij al dat stedenbouwkundig geweld bijna in het niet. 

Flinders Street Station op de hoek van Federation Square, omzoomd door nieuwbouw.

Een stukje fraaie architectuur aan Federation Square


Straatmuzikanten, jongleurs en ander entertainers proberen een paar kwartjes te verdienen. De gemeente vertoont op een groot TV scherm de winterspelen in Sochi, een strandstoel of zitzak is beschikbaar voor wie er behoefte aan heeft. Overal activiteit.

In de loop van de week gaan we een aantal keren met de bus naar de binnenstad. Queen Victoria Market is een ‘must’ en ligt gelukkig op onze busroute. 

Queen Victoria Market


Maar we bezoeken ook de Botanische tuin van Melbourne, niet zo centraal gelegen als die van Adelaide, maar ook heel fraai. 

Botanische tuin van Melbourne.


In de State Library brengen we zelfs twee dagen door. We wonen niet graag in een grote stad, maar als het zou moeten, dan maar in een flat naast de State Library van Melbourne. 

De State Library, een prachtig gebouw, maar bijna niet meer terug te vinden tussen de torenflats. De koepel is de grote leeszaal van de bibliotheek

Behalve boeken ook een aantal fraaie exposities in de State Library

De grote leeszaal.

De grote leeszaal vanaf het balkon gezien. Kan het nog fraaier?

Leeszalen zijn niet alleen maar saai...


De trein brengt ons een dagje naar Williamstown aan de ingang van Hobson Bay. Daar staat op de punt de Timeball Tower. Tot 1926 –goed tachtig jaar geleden- zetten hier vertrekkende scheepskapiteins hun chronometer gelijk. Een chronometer is (was… tegenwoordig is het allemaal GPS op zee) noodzakelijk voor een nauwkeurige positiebepaling op zee. De timecheck ging als volgt. Een ambtenaar wandelde tegen 13 uur naar de toren en trok de ball omhoog. Precies om 13 uur kreeg hij een seintje en liet hij de bal naar beneden vallen. Dat vallen van de bal was gemakkelijk waar te nemen voor de schepen in de baai en zo had iedereen meteen de correcte tijd. 

De Timeball Tower van Williamstown. Veel grijs weer in Melbourne...


Op zaterdag blijkt er aan de oevers van de Yarra een groot Sustainable Living Festival aan de gang te zijn. Iedereen die tegen schending van mensenrechten, de overmacht van kapitalistische mega bedrijven, CO2 uitstoot, de afvalberg, etc… is, is aanwezig, zo lijkt het. Je kunt er overigens ook alles kopen, dat wordt aangeprezen als oplossing voor al deze wereldproblemen: Solar panelen, biologische koffie, bier dat NIET gebrouwen is door een kapitalistisch mega bedrijf, etc…  We stoppen even bij een standje, waar geworven wordt voor de opname van aboriginals in de Australische grondwet. Helemaal onzin zal dat niet zijn, want pas in 1963 werd na een referendum (onder de white fellows, uiteraard) besloten, dat aboriginals moeten worden meegeteld bij volkstellingen... Tot dat moment bestonden ze gewoon niet. We snappen niet helemaal wat er voor de aboriginals gaat veranderen als ze in de grondwet worden genoemd, maar ter ondersteuning van de goede zaak kopen we toch een sticker. Wil je er meer van weten, kijk dan op http://recognise.org.au.

Sustainable Living Festival. Hier kun je je oude telefoon inleveren.


Ofschoon het erg druk is op het Sustainable Living Festival, ontbreekt de leeftijdgroep vijftig-plus opvallend…

We sluiten de zaterdag af met een lekker hapje in het food coart van Central Station. Ik neem een bakje Mixed Sushi en Marianne gaat voor Thais. En deze keer dankzij de concurrentie nu eens geen overtrokken prijzen. Lekker gegeten voor minder dan 20 dollar.

Sushi en Thais...


Uit pure interesse kijken we nog even in een parkeergarage hoeveel parkeren in de binnenstad kost. Casual Parking kost 5 dollar per 30 minuten, 59 dollar voor een hele dag… Nee, toch maar met de bus…

Als uitsmijter deze keer een bericht van Bertold Brecht. Hangt als affiche in de State Library, uiteraard met een veel fraaiere typografie dan ik hieronder kan weergeven.

Reicher Mann und armer Mann
Standen dah und sahn sich an
Und der Arme sagte bleich:
Wär Ich nicht arm
Wärst du nicht REICH!



zaterdag 15 februari 2014

De Chinezen van Ararat


De Chinezen van Ararat

De toeristische kaart Great Southern Touring Route beschrijft alle trekpleisters tussen Adelaide en Melbourne, in totaal 24 dingen ‘die je gezien moet hebben’. Ararat (200 kilometer west van Melbourne) heeft niets dat de moeite van het bekijken waard is, het heeft precies nul vermeldingen op de kaart. Een betere reden om er naar toe te gaan is nauwelijks denkbaar. Na een kort bezoek aan de Tourist Information van Ararat, weten we dat we raak geschoten hebben. Ararat is gesticht door Chinese immigranten. Daar hoor je nooit iets over, over de Chinezen bedoel ik. Net als bij ons. Marokkanen, Turken, Surinamers, allemaal hebben ze naam en faam, maar Chinezen? Ze zijn rustig, vallen niet op, doen hun werk, leven niet van de bijstand en als ze een probleem hebben, dan lossen ze het onderling op. Zo zijn Chinezen, niet alleen in Nederland.

Al snel na de aankomst van de eerste settlers werd er goud gevonden op een aantal plaatsen in Zuidelijk Australië. ‘Goud’ was een toverwoord, van overal over de wereld kwamen gelukszoekers af op het gerucht dat er ergens goud was gevonden. De overheid verkocht ‘claims’ (doen ze trouwens nog steeds) aan iedereen die goud wilde delven. Een claim geeft het recht om op een aangewezen stukje grond goud te delven. Wie het eerste komt, het eerste maalt. Kortom: Wie de claim als eerste registreert en de belasting heeft betaald, heeft met uitsluiting van ieder ander het recht om dat stukje grond te bewerken. In dit systeem wint de staat altijd. Die krijgt geld, ook als er uiteindelijk niets of maar heel weinig op de geregistreerde claim wordt gevonden. De gouddelvers moeten maar afwachten of het uit kan of niet. Dat het voor de staat uit kon, is gemakkelijk te bewijzen. Aan het begin van de goldrush in Coolgardie (West Australië) omstreeks 1892 was het ‘kantoor’ van de Mining Registrar een tent, zes jaar later stond er het gebouw hieronder op de foto!

Het kantoor van de Mining Registrar van Coolgardie anno 2014. Het staat er sinds 1898, zes jaar na de eerste vondst van goud.


Terug naar de Chinezen van Ararat. De goldrush van Victoria begon 40 jaar eerder dan die van West Australië, rond 1850, en het gerucht over rijkdom die voor het oprapen lag, bereikte ook China. De boerenbevolking daar was straatarm, en de mogelijkheid om uit de armoede te geraken vrijwel nihil. Slimme Chinezen met geld financierden de overtocht van arme boeren naar Australië om daar goud te delven, onder de voorwaarde dat de opbrengst van het eerste jaar voor de financier was. Duizenden Chinezen vertrokken naar Australië, zoveel dat er onrust ontstond onder de blanke Christelijke bevolking van Australië. De regering van Victoria vaardigde in reactie daarop een wet uit, die alle scheepskapiteins die Chinezen in Victoria aan land brachten verplichtte 10 pond belasting per Chinees te betalen. Maar het volk is meestal slimmer dan de staat (nog steeds, gelukkig), dus zetten de scheepskapiteins de Chinezen niet meer in Victoria aan land, maar in Robe in Zuid Australië, net over de grens. Chinezen die te voet de grens tussen Zuid Australië en Victoria passeerden, hoefden geen belasting te betalen, dat was de wetgever vergeten te regelen. Er was een klein ‘maartje’: Tussen Robe in Zuid Australië en de goldfields van Victoria zitten 500 kilometer. De Chinezen hadden geen geld, dus wandelden ze dat hele stuk, 30 kilometer per dag en alle bezittingen op de rug.

In 1853 komt een groep van ongeveer 200 Chinezen door Ararat en slaat het kamp op bij wat nu heet de Canton Lead. Een Chinees, die even niets te doen heeft, woelt met zijn voet door de bedding van de kreek en raapt een nugget op… en nog een… en nog een. Al snel is het duidelijk: De Chinezen hebben een veld vol alluviaal goud gevonden! Ze houden de vondst zo goed mogelijk geheim, maar na enige tijd moeten ze eten en grondstoffen kopen en ze hebben geen andere middelen om te betalen dan het gevonden goud. Ze deponeren de claim bij de Mining Registrar, en betalen met goud! Dan is de vondst publiek en gaat het razendsnel. Goudzoekers komen van heinde en ver. Dankzij de goldrush groeit Ararat uit tot een welvarende stad. De sporen daarvan in de vorm van fraaie gebouwen zie je nog door de hele stad.

Er ontstaan racistische onrusten, waarbij blanke goudzoekers proberen de Chinezen van hun claims te verdrijven. Een van de argumenten: Het land Australië  is van de Koningin van Engeland en het gevonden goud is dus van haar en niet van de Keizer van China… Een ander belangrijk argument: De Chinezen zijn niet Christelijk… De overheid reageert met racistische wetgeving, die blanke Britse immigranten bevoordeelt en alle anderen het leven zuur, zo niet onmogelijk, maakt. Pas in 1973 is officieel een einde gemaakt aan de ‘White Australia Policy’.

Het museum Gum San vertelt het verhaal van de Chinezen in Ararat in fraaie displays. Ga er heen als je in de buurt van Ararat bent. In totaal zijn er tussen 1850 en 1890 62.990 Chinezen in Victoria aangekomen. Volgens de officiële statistieken zijn er 48.000 weer vertrokken, sommigen rijk en welvarend, anderen net rijk genoeg om de terugtocht te kunnen betalen…

Het dak van het Gum San museum in Ararat, een stukje China in Australië.




donderdag 13 februari 2014

Ian Retallack rijdt tegen kanker


Ian Retallack rijdt tegen kanker


Op Fraser Station, 100 kilometer van Norseman op de Nullarbor route in West Australië, staat een opvallende huifkar, niet voor de sier, maar kennelijk onderweg van ergens naar wie-weet-waar. ‘Who drives the wagon?’ vraag ik aan het gezelschap rond de huifkar. Een korte gedrongen man van middelbare leeftijd meldt zich. Een verweerd buitengezicht, niet iemand die veel achter een bureau heeft gezeten. Dit is zijn verhaal. Vertel het verder als je het de moeite waard vind.

De twee PK huifkar van Ian Retallack.

Ian met paard, dan is hij gelukkig...


Ian Retallack komt uit Wagin, West Australië, een klein stukje onder Perth. Daar is hij 2,5 maand geleden vertrokken met zijn huifkar, zijn twee paarden Mattnamars Band (Matt) en El-Padrino (Paddy) en de hond Russ. Ongeveer 1000 kilometer tot hier, maar dit is pas het begin. ‘Ik wil helemaal rond Australië rijden, zoveel mogelijk langs de kust, ruim 15.000 kilometer’ vertelt Ian. ‘Mijn doel is om zoveel mogelijk geld in te zamelen voor onderzoek naar kanker’. Nee, hij lijdt zelf niet aan kanker -voorzover je zoiets kunt weten- maar zijn moeder is na een hele harde strijd aan kanker overleden. Dat is zijn inspiratiebron. ‘Het geld gaat naar de Cancer Council of Western Australia (http://wa.cancercouncilfundraising.org.au/personalPage.aspx?RegistrationID=621703), een miljoen dollar als de reis klaar is’. Geen gebrek aan ambitie, dat is duidelijk.

De avond voor vertrek. Bij een auto draai je het sleuteltje om als je weg wilt, maar bij een paard is het niet zo simpel. Hoefverzorging voor de reis van morgen!

Om vijf uur is Ian al druk bezig met zijn paarden.

Paardenhoeven en asfalt verdragen elkaar niet erg goed, daarom krijgen de paarden 'schoenen' aan.

De hond Russ houd de boel een beetje in de gaten.


Na een paar dagen rust op Fraser Station gaat Ian de volgende dag weer verder.  Als ik om vijf uur ’s morgens wat foto’s ga maken van het vertrek, is Ian al een uur bezig met het klaarmaken en optuigen van de paarden. Om zes uur is alles klaar en krijgen de paarden een seintje dat ze zich in het tuig kunnen werpen. Tot het moment van vertrek oogt Ian erg nerveus, kennelijk maakt hij zich zorgen. Is overal aan gedacht, klopt het allemaal? Maar als de paarden beginnen te lopen, dan straalt hij! Dat is zijn lust en zijn leven. Wij kijken hem peinzend na. Wat een taak heeft deze man zichzelf opgelegd! We hebben zelf het rondje Australië vier jaar geleden gereden met een kampeerauto. Wij deden er vijf maanden over, Ian denkt zeker drie jaar nodig te hebben.

Eindelijk, onderweg!


We verlaten Fraser Station twee uur na Ian, zo rond 8:00 uur. Om 8:10 hebben we Ian ingehaald! Tien minuten om een afstand af te leggen, waar paard en huifkar twee uur over hebben gedaan. Een grote roadtrain van BP stopt bij de huifkar van Ian. Bindi, de chauffeur van de tankwagen, komt wat brieven en een pakketje afleveren. De truckers -zo blijkt- houden Ian een beetje in de gaten en verzorgen post en voorraden voor hem. Bedankt, truckers! Good of you!

Trucker Bindi komt de post brengen.


Lees meer over Ian Retallack op http://www.rattlesride.com.au/. En bekijk zijn Facebook pagina https://www.facebook.com/RattlesRide Hij kan nog wat vrienden gebruiken!

dinsdag 11 februari 2014

Adelaide naar Melbourne


Adelaide naar Melbourne

3 februari tot en met 9 februari 2014

Op maandag 3 februari vertrekken we uit Adelaide (Zuid Australië) met als volgende bestemming Melbourne (Victoria), via de highway ongeveer 1000 kilometer. Maar wij houden niet zo van highways, dus doen we het grootste stuk via kleine achteraf weggetjes links en rechts van de highway. We overnachten in Murray Bridge, Border Town, Casterton en Ararat en arriveren in Melbourne op zondag 9 februari. Daar boeken we in bij Ashley Garden Big 4 Caravanpark voor een hele week. Het duurste caravanpark tot nu toe, 45 dollar per nacht, maar wel met de bijbehorende kwaliteit, en dan mag het.

De reis van Adelaide naar Melbourne.

We bezoeken kort Hahndorf in de Adelaide Hills, ongeveer 30 kilometer buiten de stad. Hahndorf is bekend als ‘The German City’ en een beetje toerist moet er geweest zijn. Echt Valkenburg, met slenterende toeristen en overal winkeltjes waar je naar binnen gelokt wordt. We krijgen er geen spijt van, want we kopen hier de lekkerste fudge die we ooit gegeten hebben! 



Na de Adelaide Hills verandert het hele gebied in glooiend boerenland. Koeien, schapen, graan en wijn. Meest geel verbrand grasland en graanstoppels met daartussen prachtige oude Eucalyptussen als haag tussen landerijen en als schaduwbrengers in de weilanden voor de koeien en de schapen. Aangenaam voor het oog, daar is niets op af te dingen. Dit stuk van Australië is relatief nat en daarom veel dichter bevolkt en intensiever gebruikt dan West Australië. Grote lappen ongebruikte natuur zoals de Great Eastern Woodlands in West Australië vindt je hier niet meer. Af en toe een National Park(je), met als grote uitschieter het National Park de Grampians in Victoria, grofweg 250 kilometer van Melbourne. De rest is allemaal boerenland. De foto's hieronder geven een redelijk representatief beeld van het landschap links en rechts van de weg tussen Adelaide en Melbourne.

One-lane wegen zijn de standaard als het rustig wordt. Links en rechts een strook groen.

Een kudde schapen onder een grote eucalyptus.

Een typisch Australisch weiland. Geel verbrand gras, hier en daar een boom en de schapen of koeien moet je met een verrekijker zoeken.

Een boerderij in de verte. Het graan is net geoogst en vaak worden dan de schapen over de stoppels gejaagd om de restjes op te eten.

Aangenaam glooiend land, het lijkt wel Zuid Limburg... Maar ook Kent ziet er zo uit, dus ook de Engelsen voelen zich hier thuis


Wind, heel veel wind hebben we deze reis. In Murray Bridge woei het zo hard, dat kamperen in een tent onverantwoord was, en daar hebben we dan ook een motel genomen om te overnachten. 130 dollar voor een aardige kamer. De folder vermeldt: ‘Services Included: Wifi’, maar als ik probeer in te loggen blijkt het een duur betaalde Nomad Net verbinding te zijn, 6,95 dollar voor een uur. Niet netjes, en ik mopper een potje bij de receptie. Dat levert al snel een bon voor een gratis uur Nomad Net op. Mopperen helpt!

Motel in Murray Bridge.


Van Murray Bridge gaan we naar Border Town, deze keer via de highway. Border Town verwacht je op de grens tussen Zuid Australië en Victoria, maar het blijkt meer dan 20 kilometer van de grens in Zuid Australië te liggen. Border Town is beroemd om zijn witte kangoeroes. Het schijnt een genetisch defect te zijn dat de witte kleur veroorzaakt. Als goede toeristen bezoeken we het parkje waar ze leven. En echt, ze bestaan! 

De witte kangoeroes van Border Town.


We overnachten in Border Town op een aardig caravanpark midden in het stadje, 22 dollar zonder stroom, 28 met stroom. Omdat we alleen maar een koelboxje hebben, mogen we binnen voor 25 dollar met stroom, toch lief. Border Town heeft een rondweg, maar die ligt op een verhoogde bypass, en die verhoogde bypass ligt vlak naast de camping… Het vrachtverkeer gaat de hele nacht door, de ene roadtrain na de andere. Parallel aan de bypass ligt de spoorweg. Daar komen zes treinen per nacht overheen. Border Town heeft drie spoorwegovergangen, en in Australië is het wettelijk verplicht, dat de trein bij een spoorwegovergang toetert. Wetgeving uit 1880 en vergeten af te schaffen. Zes treinen keer drie overgangen = achttien keer toeteren… Toet…roadtrain…toet… We doen geen oog dicht.

Met de vlam in de pijp speren we de volgende ochtend weg uit Border Town. Via one-lane routes door het boerenland naar Frances en verder naar Baileys Rocks in het Denghalme State park, met campground. Zeker de moeite waard, maar zoals gebruikelijk is er, als het een beetje afgelegen wordt, geen hond. 

Baileys Rocks.


De rocks blijken dikke ronde keien te zijn, door de natuur slordig in het landschap gesmeten. Er komen hier zo weinig mensen, dat we het voetpad naar de lookout niet kunnen vinden. Een kangoeroe hopt wat in het rond tussen de rocks, het is warm, gemakkelijk 38 graden, de wc ziet zwart van de vliegen omdat de vorige gebruikers de wc-deksel open hebben laten staan… Nee, hier blijven we niet, we rijden door naar Casterton, een aardig boerenplaatsje met caravanpark, ongeveer 50 kilometer verderop. Het caravanparkje ligt midden tussen de sportvelden en er is een gezellige drukte. Een actief sociaal leven in Casterton, dat is helder. Een gemeenteambtenaar komt het stageld ophalen, 23 dollar met stroom.

Alweer via de smalst mogelijke weggetjes rijden we door de zuidelijke uitlopers van de Grampians van Casterton naar Ararat. Ararat ligt aan de Great Western Highway van Adelaide naar Melbourne. Het is een van de weinige plaatsen in Australië die zich profileert met overblijfselen van de Chinese inbreng in Australië, en dat interesseert ons. Ik kom daarop terug in een apart blogje.

Je vraagt je misschien af ‘Ararat, waar ken ik dat van?’ Goede vraag, want je kent het van de berg Ararat in Oost Turkije, de berg waarop de ark van Noach is gestrand toen het water van de zondvloed zakte. Veedrijver Horatio Spencer Wills sloeg in 1836 bij het huidige Australische Ararat zijn kamp op en schreef in zijn dagboek: ‘Like the Ark we rested’ en daarom noemde hij de berg (en nu dus ook het stadje) Ararat. Mooi, he?

Ararat heeft drie caravanparks, twee private en een van de shire. De private parks willen 30 dollar voor een nacht, en de shire doet het voor 5 dollar. Geen moeilijke keuze! Uiteraard levert de shire geen stroom, maar wel water, en zelfs een warme douche. En de campground ligt prachtig aan een groot (kunstmatig) meer, dat helaas twee meter water te weinig heeft, omdat de boeren er meer water uit pompen, dan de natuur er in regent, maar het is toch een heel fraai plek. ’s Nachts krijgen we bezoek van een possum… 

De campground van de shire bij Ararat. Ondanks de lage prijs van 5 dollar toch maar een handvol mensen.

Onzepossum van Lake King bij Ararat, een vriendelijk beestje.


Van Ararat via de snelweg naar Melbourne, ‘a two hour leisurely drive’, zoals de Australiërs zo mooi zeggen. Na zoveel boerenland is de grote stad weer even schrikken. Nee, we houden niet echt van de stad, de rustige ademhaling van een boerendorp als Casterton bevalt ons veel beter, maar Melbourne willen we toch niet missen. Onze GPS brengt ons zonder problemen naar Ashley Garden caravanpark, aan de westkant van de city. We boeken in voor een week, 288 dollar, geen koopje, maar wel een heel goed verzorgde camping, zo luxe hadden we het al een tijdje niet. Buslijn 220 vertrekt van de voordeur van de camping naar de stad, veel beter kun je het niet krijgen.

Toegift:

 
Een 'dam' met water in een weiland, ergens onderweg. Vier jaar geleden was alles gortdroog, na 10 jaar met te weinig regen.

De uitlopers van de Grampians. De rangers willen 19,80 dollar per nacht als je in de Grampians wilt overnachten. In Australië zijn ze stevig onderweg om de natuur zo exclusief te maken, dat alleen de rijken er nog van kunnen genieten...